Rekenkamer Rotterdam: ‘Nog geen ja tegen Feyenoord City’

Een politiek besluit vóór het nieuwe Feyenoord-stadion aan de Maas zou nu ‘onverantwoord’ zijn, zegt de Rekenkamer Rotterdam.

Na vijf jaar voorbereiding staat het Rotterdamse stadsbestuur in juli voor het besluit over een ambitieus én omstreden plan: Feyenoord City, het nieuwe voetbalstadion aan de Maas van 441 miljoen euro, plus gebiedsontwikkeling met 3.700 woningen. Het stadion moet de verouderde Kuip vervangen, de voetbalclub in de Eredivisie doen stijgen, en Rotterdam-Zuid vooruit helpen.

Maar de gemeenteraad kan nog geen ‘ja’ zeggen, en zou op dit moment eigenlijk ‘nee’ moeten zeggen, concludeert directeur Paul Hofstra van de Rekenkamer Rotterdam. Het onafhankelijke adviesorgaan van het stadsbestuur heeft vrijdag een kritische brief aan de raad gestuurd. „Alles bij elkaar achten wij het nu onverantwoord om een positief besluit te nemen”, zegt Hofstra. „Er ligt nog te veel open, er is te veel onduidelijk.”

Er zit een gat van 50 miljoen euro in de financiering, die dit najaar rond moet zijn. Het jaarlijkse rendement voor de gemeente als aandeelhouder is gedaald. De financiële risico’s zijn onduidelijk, onder meer de bouwkosten liggen nog niet vast. Zo voldoet het plan nog niet aan belangrijke financiële randvoorwaarden van de gemeenteraad zelf, zegt Hofstra.

Verder uitstel na zo’n twee jaar vertraging kán, maar is niet goed voor het lokaal bestuur, zegt hij. „Hoe serieus neemt de gemeenteraad zichzelf als je harde eisen stelt, waar iedere keer net niet aan wordt voldaan? Op een gegeven moment moet je consequent zijn en een streep trekken. Tegen die achtergrond zou helemaal geen sprake moeten zijn van verder oprekken. Het plan voldoet gewoon nog niet. Punt.”

Gevoelig moment

De harde conclusies van de Rekenkamer komen op een gevoelig moment. Naast de oppositie zijn ook coalitiepartijen PvdA en GroenLinks zeer kritisch, waardoor de toch al krappe raadsmeerderheid kan wegvallen.

Op animaties en in calculaties lijkt Feyenoord City veelbelovend. Het ontwerp van bureau OMA van Rem Koolhaas is een kolos van staal en beton die deels in de Maas wordt gebouwd. Een zwevende winkelstraat verbindt het stadion met de Kuip, die herontwikkeld wordt tot een multifunctioneel complex. Het project moet 1.500 banen opleveren, deels voor inwoners van Rotterdam-Zuid.

Maar het plan verdeelt de politiek en het ‘legioen’ Feyenoord-fans; zeshonderd insprekers hebben zich gemeld bij het stadhuis. Voorstanders zien het als een grote sprong voor de club, waarbij een kaal bedrijventerrein een aantrekkelijk woongebied wordt. Tegenstanders zien het als een prestigeproject van de gemeente en de bouwlobby, en vrezen dat hun club er financieel aan ten onder zal gaan.

Een zorg is dat de gemeente moet bijspringen als de bouwkosten stijgen of de exploitatie tegenvalt; dat zal het consortium achter de bank Goldman Sachs (lening: 223 miljoen euro) niet zomaar doen. De gemeente draagt bovendien al veel meer bij dan 40 miljoen euro aan aandelen. Alles opgeteld – het aankopen van grond, de aanleg van infrastructuur plus een spoorviaduct en een oude lening – gaat het om zo’n 190 miljoen euro.

De Rekenkamer schreef al eerder, en nu weer, dat de gemeente zonder ‘publiek belang’ geen belastinggeld in de aandelen van een private onderneming als een stadion mag steken.

Verder heeft accountant Deloitte de businesscase van het stadion net getoetst in opdracht van de gemeenteraad (kosten 3,5 ton). Een heleboel vinkjes zijn groen, maar juist over de cruciale financiële randvoorwaarden trekt Deloitte geen conclusies. „Problematisch”, vindt Hofstra. „Het oordeel wordt nadrukkelijk overgelaten aan de gemeenteraad en dat zou eigenlijk niet mogen. De raad moet straks zélf besluiten over de buitengewoon complexe financiering en exploitatie, en of die voldoen aan alle randvoorwaarden. De raad bestaat niet uit 45 financiële experts.”

Een ‘truc’

Een ander kritiekpunt van de Rekenkamer is een ‘truc’ in de businesscase. Om het gedaalde rendement te compenseren, krijgt de gemeente niet 25 jaar, maar 27 jaar lang uitgekeerd, waarvan 29 miljoen euro in die extra twee jaar. Hofstra: „De looptijd is dus ‘creatief opgerekt’ om alsnog aan de rendementseis te voldoen. Dan zijn tijdens het traject de spelregels gewijzigd. Op die manier kun je alles sluitend krijgen, dat had niet gemogen.”

Veelgehoorde kritiek is dat de businesscase voor het stadion te optimistisch lijkt. Om de benodigde inkomsten uit bijvoorbeeld mediarechten, sponsoring en merchandise te behalen, zou Feyenoord – dit jaar vijfde in de Eredivisie – structureel in de top-drie moeten eindigen en structureel Europees voetbal moeten spelen. Het stadion krijgt verder 63.000 zitplaatsen en er zouden gemiddeld 50.000 toeschouwers naar wedstrijden moeten komen. Ter vergelijking: in 2018-2019 (pré corona) waren er gemiddeld 42.000 toeschouwers in de Kuip.

De vraag is wat er gebeurt als de prestaties van de club en de exploitatie van het stadion achterblijven. Het idee achter het nieuwe stadion is dat de club meer inkomsten krijgt om te investeren in betere spelers en beter voetbal. De club wilde van het stadion daarom een vaste jaarlijkse vergoeding van minimaal 25 miljoen euro. Maar de club krijgt nu alleen een ‘garantie’ voor 17,5 miljoen euro – vergelijkbaar met de huidige situatie – en de vraag is hoe hard die werkelijk is.

De Rekenkamer adviseert de raad pas akkoord te gaan als voldaan is aan alle randvoorwaarden. Mocht de raad in juli tóch instemmen, dan is de aanbeveling opschortende eisen te stellen en daarop scherp toe te zien. Hofstra: „Of er aan wordt voldaan, moet je laten bewaken door een onafhankelijke partij. Simpel gezegd komt het erop neer: zijn we zover er nu een klap op te geven? Nee, dat zijn we niet.”

Nrc.nl